Amsterdamse Tippler
Onze Rassen
Geschiedenis
De belangrijkste voorvader van onze Amsterdamse Tippler is de Macclesfield Tippler. De Macclesfield Tippler is in ons land niet bepaald een bekende verschijning, maar om een voorstelling van dit ras te kunnen maken, kunt u het beste denken aan onze Vliegtippler, want de Macclesfield Tippler heeft in 1974 model gestaan bij het maken van de standaard voor de Vliegtippler. De Macclesfield Tippler is een mooie Tippler met een brede borst, sterke vleugels, daarbij laag gesteld met een nagenoeg horizontale stand. Bovendien heeft hij een kort geronde kop. De Macclesfield vloog destijds ca. 15 uur. Het Engelse woord tippler kan worden vertaald met drinkebroer of dronkenlap of iets in die richting, de vliegstijl van de tippler is door invloed van de tuimelaar, waaruit hij is ontstaan, wel eens wat onvast, dus vandaar! Hoe de Amsterdammers tot de naam Trip of Trippie zijn gekomen kan wel eens komen door het feit dat men in de hoofdstad beter praat dan luistert. De andere voorouders zijn een beetje onduidelijker te traceren, maar zullen waarschijnlijk Budapester en Prager tuimelaars zijn geweest van het prototype van de huidige Budapester of Prager of het vliegtype hiervan. Als voorloper van de huidige Amsterdamse Tippler werden ook Budapester Trippies genoemd, welke voortkwamen uit kruisingen van Macclesfield en Budapester. Het huidige type houdt wat het midden tussen de Macclesfield Tippler en de Prager Tuimelaar. In 2000 werd de Amsterdamse Tippler definitief erkend, maar in 2002 werd het ras die status weer ontnomen en werd ze weer voorlopig erkend. Reden hiervan was dat de kopvorm en de tekening teveel van de standaard afweken. Het ras kende steeds maar enkele fokkers, waarbij de, in 2020 overleden, heer Bargman (voorheen Amsterdam) uit Lelystad de kar trok.
Rasomschrijving
De Amsterdamse Tippler is een vrij kleine compacte duif, die laag gesteld is bij een liefst horizontale stand. Het ras komt maar in enkele kleurslagen voor, te weten licht ooievaar met staartband, blauw gestorkt geband, blauwschimmel en blauw zwart geband en sinds een paar jaar in wit. De blauw gestorkt gebande is een kleurslag die het midden houdt tussen schimmel en lichtooievaar, de hals en de kop zijn donker blauwgrijs gespikkeld het lichaam wit, het vleugelschild licht met twee donkere banden, slagpennen (min. 7 buitenste) en uiteinden van de staartpennen zijn getekend. Bij deze kleurslagen past een donkere oogrand, donkere snavel en nagels en een pareloog. Het ras is nog niet geheel constant in zijn vererving, hetgeen zich vooral uit in de stand, kopvorm en de tekening. De stand is vaak nog erg afhellend, de kopvorm soms nog wat hoekig en vlak, terwijl de tekening van teveel naar te weinig varieert. De licht ooievaar is het mooist wanneer de buitenste slagpennen donker uitlopen, iedere staartpen van een donker uiteinde is voorzien en de rest van de bevedering zuiver wit is. Dit is in deze kleurslag het beste te verwezenlijken bij de duivinnen, doffers tonen al snel wat donkere veertjes op de kop en aan de hals. Veelal tonen de dieren een overtekende staart en tekening op schilden, kop en hals. Ook het omgekeerde komt voor, slechts enkele getekende pennen in staart en vleugels. Vaak komt roest of brons voor aan de onderkant van de vleugel in de gekleurde pennen, de vogels hierop straffen is onjuist, want dit is gewoon inherent aan de kleurslag, ook in andere rassen met de licht ooievaar tekening! Als erfenis van vermoedelijk de Prager is de Amsterdamse Tippler vaak behept met een wat bolle stuit. Deze onvolkomenheid dient nog weg te worden gefokt, want het komt het algemeen voorkomen niet ten goede. Dieren met goede oogkleur komen al voor, dus erg rode ogen zullen worden bestraft. Ook 1 of meer witte nagels leiden bij blauwgeband en blauwschimmel tot aftrek van punten. Bij de andere kleurslagen zijn witte nagels toegestaan! Hoewel de kleur op de laatste plaats komt, worden erg onder- en overgetekende dieren wel terugzet in predicaat. De Amsterdamse Tippler is een ras wat nog enige clementie vraagt bij de beoordeling, het ras wegkeuren is maar een koud kunstje. Niets zit de Amsterdamse Tippler in de weg om ook goed te kunnen vliegen en ze zal dit bij uitwennen ongetwijfeld ook wel weer gaan doen, wanneer havik, sperwer,valk en buizerd haar er de kans toe geven. Het is, net als alle Nederlandse Tuimelaars een probleemloos ras in omgang en omringd haar jongen met grote zorg. Het ras heeft misschien wel het nadeel dat het niet is ontdekt in een ver buitenland, wellicht waren er dan gemakkelijker meer liefhebbers voor dit ras te vinden.
WILLEM DE WAL