Nederlandse Helmduif - Tuimelaarclub

Fokkers Nederlandse Tuimelaars
FNT
Ga naar de inhoud

Nederlandse Helmduif

Onze Rassen
In grootte staat de Nederlandse Helmduif tussen de Hagenaar en de Ned. Hoogvlieger in. Het type is dat van een brede, compacte kloeke vliegduif, met een  volle borstpartij. De stand is zuiver horizontaal, waarbij iets door horizontaal nog altijd beter is dan iets afhellend. De achterpartij wordt vrij kort verlangd, een lange achterpartij ontsiert niet alleen de Nederlandse Helmduif, maar al onze clubrassen. Door kruisingen en selectie is de Nederlandse Helmduif enkele jaren aan de grote kant geweest, maar deze dieren zijn grotendeels weer van het toneel verdwenen, al blijft het op de shows nog wel een beetje nagalmen dat ze te groot zouden zijn. Maar dit gebeurt dan meestal door buitenstaanders die de klok wel hebben horen luiden, maar niet weten waar de klepel hangt. We moeten er voor waken dat de Nederlandse Helmduif niet weer te klein wordt, want de oorzaak dat de Nederlandse Helmduif ca. 20 jaar terug te klein werd gevonden, was het gevolg van  het feit dat in die jaren steeds kleine, maar uiterst kokette duivinnetjes met de rasprijs naar huis gingen. Het is een praktijkregel dat het inzetten van vooral steeds maar weer kleine duivinnen, de snelste weg is om een ras kleiner te maken. Veel problemen geeft het beoordelen van de kop van een Ned. Helmduif. Er wordt een gerekt geronde kop verlangd, met een bijna zuiver horizontaal ingeplante snavel. Hoe langer en vloeiender de schedellijn, des te beter. Een korte hoge ronde kop is dus minder gewenst, evenals voorkopvorming, zoals bij de Hagenaar en in iets mindere mate bij de Ned. Hoogvlieger, wel wordt verlangd. Tussen ogen en snavel moet de kop goed gevuld zijn, een brede kop wordt echter niet verlangd. Een eveneens foutieve kopvorm is de zogenaamde "scherpe” kop. Bij deze kopvorm loopt de voorkoplijn meer of minder in een rechte lijn met de snavellijn, deze kopvorm gaat meestal gepaard aan een foutief ingeplante (hang-)snavel. De snavel wordt bij alle kleurslagen blank verlangd, een minimale afwijking wordt echter getolereerd. De Helm duif heeft een pareloog, om hier dezelfde eisen te stellen als bij de Hagenaar of Deense Tuimelaar is nog niet reëel, maar toch komen helmen met mooie parelogen steeds vaker voor. De oogranden zijn bleek en daarbij, net als bij onze andere rassen het geval is, goed omsloten, zodat ze het liefst zo weinig mogelijk zichtbaar zijn.  Kleur en tekening zijn de laatste positie bij de beoordeling. De ideale koptekening loopt vanuit de mondhoek, langs onderkant oogrand in de nek. Onder het oog mag geen kleur voorkomen. Een klein snorretje komt vaak voor tussen mondhoek en oog, het is handiger om een klein, te conditioneren, snorretje aan te fokken, dan om een dieren zonder snor proberen te fokken. Dieren met een snorretje  hebben minder last van donkere vlekken in de iris dan die zonder snor, want bij een wit veerveld rond de ogen wil altijd weer een donker oog tevoorschijn komen.  Natuurlijk is er enige speling in de begrenzing, waarbij de lijn mondhoek midden door het oog naar boven en dezelfde afstand naar beneden, ongeveer de grenzen vormen. Enig bijwerken van de tekening, mits onzichtbaar, is geoorloofd. De koptekening doodleuk strak knippen met de schaar is duidelijk zichtbaar en wordt zwaar bestraft. Veren uittrekken is dierenkwelling en bovendien korte termijn werk, alleen het wegknippen van een veer of gedeelte daarvan, zolang dit onder de bovenliggende veer gebeurd, is onzichtbaar en eigenlijk de enige methode van conditioneren. De verdunde kleuren, geel, dun en blauwzilver laten vaak een wat korte koptekening zien. De staarttekening geeft over het algemeen weinig problemen, deze is recht bij het lichaam afgesneden met een volgekleurd onder- en boven dek. Iets wit rond de aars wordt niet zwaar aangerekend. De grote steunveren moeten echter wel gekleurd en aanwezig zijn! Van buiten niet zichtbare schílf in de staart is nog toegestaan. De kleur van de Helmduif wordt zuiver en intensief verlangd, maar een kleurduif is de Helmduif niet. In de laatste standaard (1998) is het zinnetje "kop en staartkleur in overeenkomst" bewust weggelaten omdat dit soms te letterlijk werd opgevat. De kop werd dan heel deskundig op de staart gedrukt en wanneer dan enig verschil werd geconstateerd was een hoog predikaat niet meer haalbaar, ook al zou je de kopkleur bijvoorbeeld fraai en de staart kleur zeer goed kunnen noemen. Een miskleurige rasgenoot die echter wel dezelfde slechte kopkleur en staartkleur had werd dan nog wel een hoog predicaat toebedeeld, want de Helmduif is immers geen kleurduif! Het is vanzelfsprekend dat bij een blauwe staart geen zwarte kop hoort, maar dat geldt voor ieder ras. Helaas laten  deze vastgeroeste "deskundigheden" zich maar moeilijk veranderen. De nog niet veredelde Helmduif, ik bedoel die van het vliegtype, was een niet erg vertrouwelijke, vrij smalle en lange duif die in rap tempo ca. 1,5 uur zijn onregelmatige rondjes draaide met veel korte zwenkingen. Het was en gelukkig is, een prachtig gezicht om een troep helmduiven te zien vliegen. Onze tentoonstellingsdieren zijn deze kunst niet meer meester, al zullen ze bij vrije uitvlucht hun best doen zich dit weer eigen te maken. In het hok en de fok is de helm een probleemloze duif, die niet in het broedseizoen gaat “buurten”in andere broedhokken, zijn eigen en soms andere, reeds op de vloer lopende jonge duiven voert en niet overdreven snel weer aan het volgende legsel begint. Het inkruisen van andere rassen heeft  bovendien het voordeel gehad dat de helm niet meer als een straaljager door het hok schiet, maar veel vertrouwelijker is geworden.

Willem de Wal


Duiven om U tegen te zeggen!
Terug naar de inhoud